Met name onder Nederlandse astrologen kom je vaak het gebruik tegen om elementen in de horoscoop als superieur of inferieur te duiden. Waarschijnlijk vloeit dit voort uit de populariteit van de Jungiaanse benadering van astrologie in Nederland, en uit het populaire boek van Karen Hamaker over elementen en kruizen. Hierin geeft zij Carl Gustav Jung’s kijk op bewustzijnsfuncties een praktische toepassing in de astrologie.[1]

Verschillende astrologen, waaronder Rob Hand en Hajo Banzhaf, hebben zich in het verleden kritisch uitgelaten over de gelijkstelling van Jung’s vier bewustzijnsfuncties (zintuiglijk waarnemen, voelen, denken en intuïtie) aan de vier elementen.[2] Zij stellen onder meer dat Jung zelf nooit een expliciete verbinding met de elementen vuur, lucht, water en aarde heeft gelegd (wat juist is) en dat de inhoud van sommige bewustzijnsfuncties haaks lijkt te staan op de betekenis van de elementen zoals we die van oudsher kennen. Hand noemt bijvoorbeeld de gevoelsfunctie (water), waar Jung een ‘rationele’ functie aan toekent.

In dit artikel wil ik laten zien dat de bewustzijnsfuncties wel degelijk gelijkgesteld kunnen worden aan de vier elementen. Daarvoor moeten we wel dieper in Jung’s werk duiden, omdat zijn inzichten in de loop van de tijd veranderd zijn: lag zijn aanvankelijke interesse vooral bij het superieure element en hoe dit zich ontwikkelt, later raakte hij gefascineerd door het generiek inferieure element: aarde.[3] Zijn zoektocht is voor astrologen van onschatbare waarde, want de elementen vormen niet alleen een belangrijk duidingsaspect in de horoscoop, ze verwijzen tegelijkertijd naar de meest fundamentele dimensies van het bestaan.

Psychologische typen en elementen

Het boek over de vier psychologische typen, gepubliceerd in 1921, behoort tot Jung’s vroegere werk. Hierin beschrijft hij dat we alle vier bewustzijnsfuncties nodig hebben om onszelf volledig te kunnen verwezenlijken, maar dat in de regel slechts één van deze functies volledig tot beschikking van het bewustzijn staat. De functie die het meest ontwikkeld is, noemt hij de superieure functie. Hiertegenover ligt de inferieure functie, deze is van alle functies het meest onbewust. Als de intuïtieve functie superieur is, zal de tegenoverliggende zintuigelijke bewustzijnsfunctie inferieur werken.

Het is zoeken geblazen in ‘Psychologische typen’ naar het antwoord op de vraag welke van de vier functies zich ontwikkelt tot superieur en waarom. Jung’s antwoord lijkt te zijn dat met name de samenleving het individu in een richting duwt waarin het één van de vier functies boven de andere gaat verkiezen en wel die functie waarmee de natuur hem of haar het rijkst heeft bedeeld. De astrologische vertaling van Hamaker is dat het element waarin de zon staat hierbij van bijzondere betekenis is, wat voor veel astrologen een reden is om dit element als superieur te duiden. Mijn eigen ervaring is dat het sterkst bezette element (gekeken naar ascendant, zon, maan en binnenplaneten) superieur uitwerkt. Hoe het ook zij, het element waarmee de natuur je het meest zegent, wordt in beginsel het meest gebruikt en met die functie komt ook de sterkste identificatie tot stand.

Klassiek geschoolde astrologen hebben een probleem met Jung’s voorstelling van zaken, omdat hierin de verhouding tussen de elementen afwijkt van het klassieke, op Aristoteles gebaseerde model (zie figuur 1). In de oudheid werden de elementen geordend van vuur (hoogste en lichtste element) naar aarde (donkerste en zwaarste element). Aristoteles benoemde voor elk element twee kernkwaliteiten. Hieruit kan worden afgeleid dat vuur (heet en droog) het meest tegengesteld is aan water (koud en vochtig) en lucht het meest aan aarde (heet en vochtig vs. koud en droog). Jung benadrukt echter het onderscheid tussen de droge elementen vuur en aarde en de vochtige elementen lucht en water. Hij grijpt hiermee terug op een oude hermetische traditie waarin vuur en aarde worden beschouwd als de basis ingrediënten van de schepping. Vuur vertegenwoordigt hierin de Goddelijke dimensie van zijn en aarde de stoffelijke dimensie. Deze twee realiteiten zijn fundamenteel verschillend van elkaar en niet in staat zich met elkaar te verbinden, ze staan als ‘droge elementen’ op zichzelf. De verbinding wordt tot stand gebracht door de vochtige elementen lucht en water.[4]

Deze zienswijze verklaart waarom Jung denken en voelen rationele functies noemt, tegenover vuur en aarde die hij waarnemingsfuncties noemt. De term rationeel doet wellicht wat vreemd aan als het om voelen gaat, maar Jung doelt hiermee op het reflectieve karakter van zowel denken als voelen: er is altijd sprake van een reflectie op en een verbinding met één van de twee gegeven realiteiten. Het voert te ver om dit thema hier nader uit te werken, maar in Jung’s rationele functies kunnen we de ziel herkennen die het Goddelijke vuur met de aardse stof verbindt.

Element Kernkwaliteiten (Aristoteles) Psychische functies (Jung) Niveau in Tetraktys
Vuur Heet en droog Intuïtie 1
Lucht Heet en vochtig Denken 2
Water Koud en vochtig Voelen 3
Aarde Koud en droog Zingtuigen 4

Dit artikel verscheen in Astro Focus, nr. 74, december 2016.

De aardse en kosmische viereenheid

Later in zijn leven raakt Jung gefascineerd door het concept van de quaterniteit (de heilige viereenheid). Hij zet dit af tegen het concept van de triniteit (de heilige drie-eenheid) dat we onder andere kennen uit het Christendom. De fascinatie voor het getal vier is geen toevallig gegeven, Jung bouwt hier voort op oude Griekse ideeën over kosmos, geometrie en getallenleer. We kunnen zijn ideeën hierover verhelderen aan de hand van de tetraktys van Pythagoras (figuur 2).

Achter deze geometrische en getallenconfiguratie (1+2+3+4=10) gaat een uitermate rijke en krachtige symboliek schuil. De tetraktys kan onder andere worden gebruikt als beeld van de schepping van de kosmos. In deze hoedanigheid beschrijft zij hoe uit de eenheid (getal 1 bovenaan) de dualiteit ontstaat (getal 2, tweede rij) en hoe deze dualiteit daarna weer tot een synthese komt (getal 3, 3e rij). Het getal 4, de basis van de tetraktys, stelt het stoffelijk bestaan voor. Elk van de vier niveaus kan worden geassocieerd met een element (zie figuur 1): de eenheid (of oorsprong) wordt met vuur geassocieerd, de dualiteit met lucht (vandaar de beweging en de onderscheidende functie), de synthese met water (de verbinding van tegendelen) en het stoffelijke bestaan met aarde, dat zelf ook weer uit vier elementen bestaat (namelijk de twee basisdualiteiten: koud vs. heet en droog vs. vochtig). De tetraktys toont ons een horizontale, materiële werkelijkheid die vier elementen kent, maar ook een verticale, kosmologische werkelijkheid met vier elementen. De klassieke elementenleer in de astrologie, het model van Aristoteles, beschrijft naar mijn idee vooral de horizontale realiteit van het stoffelijk bestaan.

Tetractys (waarschijnlijk van Pythagroas)

Aarde als onbezield element

Jung was meer geïnteresseerd in de verticale dimensie en liet zich hierbij inspireren door het scheppingsverhaal van Plato (de Timaeus). Hierin wordt het aarde-element onderscheiden van de andere drie. Vuur, lucht en water worden in dit verhaal beschouwd als elementen van de drievoudige ziel. Volgens Plato is het onderscheidende kenmerk van de ziel dat deze uit zichzelf beweegt. Vuur, lucht en water kennen alle drie beweging: vuur is als licht(ste) element het snelste, water is het langzaamst van de drie. Het aarde-element is van een wezenlijk andere kwaliteit omdat het inert is, het wordt bewogen door de andere drie. Dit element is dus niet bezield en geniet om die reden bij Plato ook ‘minder status’. Voor hem was de realiteit van de stof ondergeschikt aan een hogere realiteit waarin alleen de ziel kon schouwen: de wereld van de geestelijke vormen (lees: vuur). De triniteit was het hoogst haalbare: de geestelijke verbinding van de tegendelen. Het element aarde kwam hierdoor in een slecht daglicht te staan, vooral in de Christelijke traditie die zich in belangrijke mate op Plato baseert. Aarde wordt het donkere element. De ziel die zich -via water- verbindt met de stof raakt georiënteerd op materiële zaken, en verliest de hogere realiteit uit het oog. De hoofdzonden in het Christendom, maar ook de duivel zelf, we vinden ze allemaal terug in het element aarde.

Jung’s beschouwing van deze kwestie bracht hem tegen het einde van zijn leven tot de conclusie dat het aarde-element inderdaad beschouwd moet worden als wezenlijk verschillend van de andere drie. Het is volgens hem het enige element waarmee géén toegang tot bewustzijn kan worden verkregen, daarvoor is bezieling nodig en die ontbreekt in dit element. Hij noemt dit dan ook het donkerste element, en de zintuiglijke bewustzijnsfunctie de meest onbewuste en inferieure functie. Hij erkent ook Plato’s idee dat dit element strikt genomen niet nodig is om tot eenheid te komen, omdat de triniteit van vuur, lucht en water hier al toe in staat is, maar stelt tegelijkertijd dat de quaterniteit, en daarmee het aarde-element, onmisbaar is om vanuit de gebrokenheid van de stoffelijke tegenstellingen te komen tot een hernieuwde heelheid.

Aarde is bij Jung het alchemistische vat waarin de groeiprocessen van de ziel zich voltrekken. Zijn fundamentele kritiek op het Christendom betreft precies dit punt: doordat de kerk, in navolging van Plato, het aarde-element als inferieur terzijde schuift, kan de ziel haar taak niet volbrengen. De gang door de stof is noodzakelijk om van onbewuste heelheid, de oerstaat, te kunnen komen tot bewuste heelheid. De tegenstellingen in het stoffelijk bestaan zijn noodzakelijk om tot bewustwording te komen.

De inferieure aardefunctie

Jung’s ideeën over superieure en inferieure functie laten een ontwikkeling zien. In zijn vroege werk ligt de nadruk op de totstandkoming van de superieure functie, de meest gedifferentieerde en uitgewerkte functie in het bewustzijn, met een tegenoverliggende inferieure functie. In zijn latere werk komt hij tot het inzicht dat we in de zintuiglijke functie -het aarde-element- het werkelijk inferieure tegenkomen. Onze zintuigen, die functioneren op het horizontale vlak van de tetraktys, schieten te kort om de verticale dimensie van het bestaan te kunnen bevatten. Ze produceren ervaringen van vergankelijke fenomenen, maar kunnen niet schouwen in hogere realiteiten.

Terug naar de geboortehoroscoop

Voor astrologen levert Jung’s ontwikkeling in denken boeiende vragen op. Zoals de vraag welke van de vier functies we nu als superieur kunnen beschouwen? Immers, als aarde het waarachtig inferieure element is, dan lijkt vuur automatisch het superieure element, ook in geboortehoroscopen die bol staan van planeten in aardetekens. Als we Jung’s latere werk volgen, dan kunnen we een dominant aarde-element niet gelijk stelllen aan superieure werking. Aarde kan immers nooit het element zijn dat leidt tot bewustzijnsgroei; het is ‘alleen’ het vat waarin bewustzijnsgroei tot stand komt. Voor het groeiproces zijn zielekwaliteiten nodig, en deze vinden we in de andere drie elementen. Een persoon met veel aarde in de horoscoop gaat dus wel diep door de stof, maar het zijn de elementen van de ziel -water, lucht en vuur, die hier ‘iets mee doen’.

In dit proces kunnen we water en lucht als helpers beschouwen (de hulpelementen), die de ervaring in de stof verbinden met de hogere realiteit van vuur. De waarlijk superieure functie vinden we volgens dit perspectief te allen tijde in dit laatste element, omdat het de verbinding met de bovenstoffelijke realiteit belichaamt: het Goddelijke, het universele, het ene, licht, of hoe we deze realiteit ook noemen. De afwezigheid van vuur in een horoscoop levert in mijn ervaring dan ook een zwaardere gang door de stof op dan een horoscoop met een sterk bezet aarde-element, omdat het ontbrekende vuur de ziel tijdelijk (d.w.z. gedurende de incarnatie) afsnijdt van de bovenstoffelijke realiteit, de bron. Personen ‘zonder vuur’ laten, uiteraard afhankelijk van de verdere astrologische constellaties, vaak een kenmerkende levenshouding zien: die van zoeken, maar niet kunnen vinden. De ziel heeft kennelijk een ingebouwd weten van de eigen herkomst, maar in de incarnatie zonder vuur niet het instrumentarium om erbij te kunnen komen. Men zoekt derhalve voortdurend naar inspiratie en passie (of religieuzer geformuleerd: de godsvonk in zichzelf), maar vindt die niet, de stoffelijke wetten dicteren het bestaan.

De implicaties van Jung’s latere ideeën voor de astrologie zijn talrijk en in dit artikel niet meer dan aangestipt. Ik denk dat de potentie ervan vooral zit in het feit dat de verticale, kosmologische dimensie hierin veel prominenter is dan in zijn vroegere werk. Hierdoor verschuift de aandacht van de psyche van de mens naar de psyche als (onderdeel van de) kosmos. Voor astrologen die zich op Jung baseren, is dit een uitnodiging, en uiteindelijk een noodzakelijkheid, om het psychologische perspectief op de horoscoop te verruimen tot een esoterisch, kosmologisch perspectief.

Noten

[1] Karen Hamaker-Zondag (1979). Elementen en kruizen als basis van de horoscoop. Amsterdam: Schors

[2] Robert Hand (1991). Horoskoopsymbolen, pp. 241-246. Amsterdam: Schors, en Hajo Banzhaf (1994). De vier elementen in tarot en astrologie, pp. 198-202. Breda: Buro voor tarot.

[3] De vier bewustzijnsfuncties worden aanvankelijk uitgewerkt in ‘Psychologische typen’ (1921). Met zijn latere werk doel ik hier met name op ‘Psychologie en religie’ (1938), ‘Psychologie en alchemie’ (1944), ‘Aion’(1951) en ‘Mysterium Coniunctionis’ (1956).

[4] Dit gedachtegoed gaat onder andere terug op Plato’s scheppingsverhaal in Timaeus, maar we treffen het ook aan in het Corpus Hermeticum.