Over de werking van verbeelding in de horoscoopduiding
De schoonheid van de verbeelding ligt in haar gebrek aan zekerheid
(James Hillman)
(Foto: Henry Corbin, 1903-1978: Filosoof, Islamgeleerde, kenner van Antiek Soefisme)
Hoe de astroloog aan kennis komt
De geschiedenis van astrologie heeft twee zeer verschillende -en naar mijn idee ook tegenstrijdige – tradities voortgebracht. De eerste traditie in astrologie focust op de zichtbare realiteit van de kosmos en op de relatie van kosmische cycli met gebeurtenissen op aarde. In deze traditie is het helder hoe de astroloog aan kennis komt, namelijk door het observeren van deze kosmische cycli en het leggen van verbanden met fenomenen hier op aarde.
De tweede traditie in astrologie focust niet zozeer op de zichtbare kosmos, maar op een innerlijk ervaren verbinding met de kosmos (via astrologische symboliek). In deze traditie, waarin veel moderne astrologen zich al dan niet bewust plaatsen, is het antwoord op de vraag hoe de astroloog aan kennis komt, minder gemakkelijk te beantwoorden.
In dit artikel onderzoek ik het astrologische kennen in deze tweede traditie: wat behelst de verbinding van de astroloog met de innerlijke kosmos? De focus ligt op een vorm van menselijk kennen die in de toepassing van astrologie mogelijk een belangrijke rol speelt: het vermogen tot verbeelding.
De Mundus Imaginalis: de wereld van beelden
Als we het idee (kunnen) omarmen dat verbeelding ons toegang geeft tot een zekere realiteit, is het interessant te onderzoeken wat de aard is van deze realiteit. Diverse denkers in de 20e eeuw, zoals Henry Corbin (1903-1978), Carl Gustav Jung (1875-1961) en James Hillman (1926-2011), hebben hierover belangwekkende inzichten ontwikkeld (vaak gebaseerd op oude kennis). Veruit het belangrijkste inzicht dat uit hun onderzoekingen naar voren komt, is dat de wereld van beelden véél meer is dan een realiteit die in onze hoofden wordt gecreëerd: het is een autonome realiteit.
De consequenties van dit inzicht zijn moeilijk te onderschatten. Als moderne, Westerse mensen zijn we geneigd te denken dat de zaken die we ons verbeelden van onszelf zijn en in ons hoofd ontstaan. Deze denkers stellen dat er een autonome realiteit van beelden bestaat. Corbin noemt deze realiteit de Mundus Imaginalis (de imaginale wereld of de wereld van beelden), een benaming die hij ontleent aan de 12/13e-eeuwse Soefileraar Ibn Arabi. Het grondidee is dat de Mundus Imaginalis een intermediaire realiteit is die twee andere realiteiten met elkaar verbindt, namelijk de stoffelijke realiteit. die we als mensen met de zintuigen kunnen waarnemen, en de puur geestelijke realiteit, die als volledig transcendent of Goddelijk kan worden omschreven. Zoals de ziel de verbinding vormt tussen het geestelijke en het stoffelijke bestaan, zo vormt de Mundus Imaginalis de verbinding tussen de onzichtbare en zichtbare realiteit.
Over hoe deze realiteit er precies uitziet, bestaan verschillen van inzicht. Volgens Corbin, die religieus was, wordt deze realiteit bevolkt door geestelijke wezens, vooral Engelen, die onder andere als helpers en bemiddelaars optreden tussen de twee werelden. Hillman hanteert een meer psychologisch perspectief. Hij ziet de wereld van beelden eerder als de woonplaats van de menselijke ziel. De kern in beide benaderingen is echter dezelfde: de realiteit van beelden is autonoom en géén product van de menselijke geest. Corbin en Hillman ontkennen overigens niet dat er daarnaast ook nog zoiets bestaat als menselijke fantasie, maar daarover meer in de volgende paragraaf.
Hillman geeft ergens het voorbeeld van de volgende twee ervaringen: een vos zien in het bos versus een vos zien in een droom. De vos in het bos zal door de meeste mensen worden beschouwd als een externe realiteit, de vos in de droom wordt door veel mensen beschouwd als een interne, persoonlijke realiteit: een verbeelding/schepping van de eigen geest. Hillman problematiseert dit onderscheid en stelt ons de vraag: zou het kunnen dat de vos in onze droom ook een externe realiteit is? Deze manier van kijken zet het moderne wereldbeeld op zijn kop, want de droomvos is dan niet langer een ‘fantasie’ in ons hoofd, maar een autonome werkelijkheid waarmee we als mens een relatie kunnen aangaan.
Verbeelding als het waarnemingsvermogen van de ziel
Als de Mundus Imaginalis een autonome werkelijkheid is, hoe kunnen we deze werkelijkheid dan leren kennen? Dit raakt aan de vraag wat de aard van verbeelding is. Moderne definities helpen ons hier niet verder, omdat ze uitgaan van een materialistisch wereldbeeld en dus geen conceptie hebben van geestelijke realiteiten. De Cambridge Dictionary definieert verbeelding bijvoorbeeld als het vermogen om ideeën of beelden in je hoofd (‘mind’) te creëren.
Het is belangrijk om verbeelding te onderscheiden van fantasie. Het gaat in deze optiek om wezenlijk verschillende functies in de ziel. De Hermetische filosofie biedt een perspectief op deze dualiteit. In deze filosofie is de mens uitgerust met duale ziel. Het hogere, rationele deel van de ziel heeft de potentie om de Goddelijke realiteit te kennen, deze vormt zich als beelden afkomstig uit de bron van het leven. De verbeelding in dit deel van de ziel betreft een direct en zuiver zien of weten. Het lagere, astrale deel van ziel, dat ervoor zorgt dat we in een lichaam kunnen wonen, verbeeldt via de zintuigen.
Verbeelding als hogere vorm van kennen is een vorm van innerlijk, subjectief kennen, want de Mundus Imaginalis is een geestelijke realiteit. Deze vorm van kennen staat tegenover objectieve kennis, die we baseren op uiterlijke realiteiten die we met de zintuigen waarnemen.
We stuiten hier op een voor astrologen zeer relevant onderscheid, namelijk dat de menselijke ziel, het voertuig van de verbeelding, een gelaagde realiteit is die zich kan verbinden met zowel stoffelijke als geestelijke realiteiten. Dit levert verschillende soorten verbeelding op. De ziel kan op basis van zintuiglijke indrukken nieuwe vormen verbeelden. Deze activiteit is echter van een wezenlijk andere orde dan de ziel die zich verbindt met een hogere geestelijke realiteit.
Bij de eerste vorm van verbeelden is sprake van het (her)ordenen van bestaande vormen. Dit doen we als mensen op allerlei manieren: bijvoorbeeld door ergens over te fantaseren, door de realiteit die we waarnemen te kleuren met onze eerdere ervaringen, emoties, ideeën en overtuigingen, maar ook door het scheppen van nieuwe vormen (kunstwerken, huizen, etc.). Als we de werkelijkheid voor het gemak even beperken tot alle zaken die we zintuiglijk kunnen waarnemen, dan is er -logisch gezien- niets in deze werkelijkheid dat tot stand komt zonder voorafgaande verbeelding. Dus ook de zichtbare kosmos is het product van verbeelding.
De tweede vorm van verbeelden is waar Corbin en anderen het over hebben wanneer ze spreken over de Mundus Imaginalis. Hier wordt contact gemaakt met een hogere, geestelijke realiteit die zich aan de ziel toont door middel van (persoonlijke en collectieve) beelden. Deze realiteit is autonoom. De beelden zijn hier dus niet een voortbrengsel van de menselijke geest, maar autonome realiteiten waarmee de mens zich op innerlijk niveau kan verbinden.
Hillman noemt verbeelding de essentie van de ziel, hij ziet het als de kern van een proces dat hij aanduidt als soul-making. Volgens hem is de ziel niet een vaststaande entiteit, maar een ontwikkelende geestelijke realiteit die wordt gevormd en evolueert door ervaringen in de stof (Jung noemt dit individuatie). Verbeelding is het instrument van de ziel dat de menselijke ervaring van betekenis voorziet. Mythen, fabels, sprookjes, maar ook astrologische symbolen, kunnen worden beschouwd als universele verbeeldingen in de Mundus Imaginalis.
Verbeelding als werkzaam bestanddeel in horoscoopduiding
De meest fundamentele vraag die aan astrologen wordt gesteld is: hoe werkt het? In het licht van bovenstaande kunnen we deze vraag nader invullen: hoe maken we als astrologen onderscheid tussen A) een astrologisch inzicht dat we ontvangen uit de astrologische Mundus Imaginalis en B) onze eigen mentale bedenksels, bijv. de trefwoorden die we creatief reproduceren uit ‘Het Leerboek Astrologie’? Als we hier een antwoord op kunnen formuleren, is de logische en minstens even belangrijke vervolgvraag: hoe doen we dit? Met andere woorden, wat is er nodig om de boodschappen uit de Mundus Imaginalis zo goed mogelijk te kunnen ontvangen?
Het herkennen van de Mundus Imaginalis in de horoscoopduiding
Filosoof en astroloog Geoffrey Cornelius (1925-2024) hanteert een onderscheid dat de meeste astrologen wel zullen herkennen. Hij spreekt over speculatieve versus gerealiseerde horoscoopduiding. Bij speculatieve horoscoopduiding geeft de astroloog min of meer algemene interpretaties van de horoscoopsymbolen. Bij gerealiseerde horoscoopduiding, is sprake van een ontvouwen van betekenisvolle astrologische beelden in (de geest van) de astroloog.
Er bestaan cruciale verschillen tussen beide vormen van horoscoopduiding. Speculatieve duiding is in de kern een actief mentaal proces waarin bestaande kennis over astrologische symboliek op min of meer mechanische wijze wordt gereproduceerd. Dit proces is in beginsel te plannen. Een vaardig astroloog kan op deze manier tot astrologische kennis komen die bij de horoscoopdrager tot veel herkenning zal leiden.
Gerealiseerde horoscoopduiding veronderstelt dat de astroloog zich verbindt met de astrologische Mundus Imaginalis en de kennis hieruit ophaalt. Deze kennis wordt eerder ontvangen (als in: innerlijk gehoord, gezien, gevoeld, geweten) dan mentaal geproduceerd. Dit proces is minder planmatig en daardoor verrassender: de astrologische symboliek ontvouwt zich voor de astroloog. Wellicht het belangrijkste verschil: de inzichten uit de Mundus Imaginalis zijn een vorm van levende kennis: ze raken de ziel op een dieper niveau: er wordt betekenis ervaren in plaats van correcte kennis. Deze inzichten openen de toegang tot bewustzijn en bewegen de ziel, zetten deze aan tot ontwikkeling, tot handeling. Astrologische inzichten zijn in deze zin vergelijkbaar met de waarheid die mensen kunnen ervaren bij het horen van muziek, het lezen van een gedicht of de ontmoeting met een mens: het gaat in alle gevallen om ervaringen die een diepe impact hebben op de ziel.
De astroloog betreedt de Mundus Imaginalis
Corbin lijkt te suggereren dat er geen recepten bestaan om de Mundus Imaginalis te betreden. Hillman, zie de quote boven dit artikel, wijst ons op het gegeven dat we ook nooit met zekerheid kunnen zeggen waar de beelden, in ons geval de betekenis van astrologische symbolen, vandaan komen: uit ons eigenste persoontje dan wel uit een hogere, geestelijke bron van kennis. Ondanks deze onzekerheid zijn er mijns inziens wel enkele aspecten aan te wijzen in de grondhouding van de astroloog die belemmerend dan wel stimulerend werken in het verbinding maken met de Mundus Imaginalis.
Het lijkt me dat de eerste en meest belangrijke randvoorwaarde voor het tot stand brengen van deze verbinding is, dat de astroloog zich bewust is van het feit dat er zoiets als een Mundus Imaginalis bestaat en dat communicatie met deze wereld de eigen ‘mentale productie’ ontstijgt. Als dit bewustzijn er niet is, zal er doorgaans veel psychische energie gaan zitten in wat de astroloog moet ‘doen of laten’ om tot een goede duiding te komen. De aanname is dan immers dat het allemaal uit de persoon zelf komt. Veel problemen die (aankomende) astrologen ervaren met het duiden van horoscopen, liggen mijns inziens op dit vlak, namelijk in de overschatting van de eigen rol in de duiding. Dit neemt in de praktijk vele vormen aan, maar vooral onzekerheid over de vraag of de eigen kennis wel toereikend is, komt vaak voor.
De astroloog die zich bewust is van de autonome realiteit van de Mundus Imaginalis weet dat het belangrijk is om de horoscoopduiding op een ontvankelijke en ontvangende wijze te benaderen, omdat de symbolische boodschappen anders niet goed gehoord, gezien, gevoeld of geweten kunnen worden. Daarvoor is het belangrijk dat de stemmetjes van de persoonlijkheid (die het goed wil doen, zeker wil weten, angstig is, etc.) zich zoveel mogelijk op de achtergrond houden. Het bewustzijn van de Mundus Imaginalis zal de astroloog echter niet verlossen van de neigingen van de persoonlijkheid. Elke astroloog kan voor zichzelf onderzoeken om welke neigingen het gaat en hoe deze de ontvankelijkheid van de hogere ziel voor de Mundus Imaginalis belemmeren. Dit zal altijd ‘werk in uitvoering’ zijn.
Bronnen
Er zijn over dit onderwerp weinig Nederlandstalige bronnen beschikbaar. Een belangrijk boek van Corbin is Creative Imagination in the Sufism of Ibn ‘Arabi (later uitgegeven onder de titel Alone with the Alone). Enkele boeiende titels van Hillman zijn Re-Visioning Psychology, The Thought of the Heart and the Soul of the World en The Alchemy of Psychology. Tom Cheetham is een hedendaags auteur die veel over dit onderwerp heeft geschreven. Meer informatie over zijn werk is hier te vinden: https://www.tomcheetham.com/ . De website van het Centre for Myth, Cosmology and the Sacred geeft toegang tot enkele artikelen van Geoffrey Cornelius over de aard van divinatie: https://mythcosmologysacred.com/geoffrey-cornelius-work/.
Dit artikel verscheen in Astrofocus (editie juni 2025), het tijdschrift van de Astrologische Vakvereniging Nederland (AVN)
